Statement

AFN statement NCP logo
Cliente Mindtrooper Novobanco
AFN statement VVTP logo
AFN statement AFN logo

Position paper NCP, NAPA, VVTP en AFN t.b.v. Rondetafelgesprek over opheffen van het
handhavingsmoratorium Wet DBA d.d. 5 september 2024.

Geachte leden van de Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De aanpak van schijnzelfstandigheid is van groot belang, maar moet niet ten koste gaan van de podiumkunsten- en audiovisuele sector. De huidige én beoogde wetgeving op dit terrein missen de vereiste flexibiliteit voor projectmatig georganiseerde en gefinancierde sectoren als de onze, waardoor continuïteit en bedrijfszekerheid op de tocht staan.

Binnenkort spreekt u in het Rondetafelgesprek over opheffen van het handhavingsmoratorium Wet DBA (5 september) en het Commissiedebat ZZP (12 september) over dit thema. Ten behoeve van de discussies brengen wij, NCP, NAPA, VVTP en AFN, verenigingen in de podiumkunsten en audiovisuele sector, hieronder graag onze situatie en zorgen onder uw aandacht.

Achtergrond NCP, NAPA, VVTP en AFN
De Vereniging van Nederlandse Content Producenten (NCP) en de Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie (NAPA) zijn de Nederlandse belangenverenigingen voor producenten werkzaam in de audiovisuele sector. NCP en NAPA hebben gezamenlijk ruim 140 leden. Zij vertegenwoordigen vrijwel alle onafhankelijke audiovisuele producenten. Samen hebben die bijna een miljard euro omzet.
De Vereniging Vrije Theaterproducenten (VVTP) is de Nederlandse belangenvereniging voor niet- gesubsidieerde producenten van toneel, muziek, cabaret, musical, opera en overige podiumkunsten. De VVTP vertegenwoordigt met haar achterban meer dan 80% van het totale professionele podiumkunstenaanbod in Nederland.
De nieuwe branchevereniging Audiovisuele Federatie Nederland (AFN) behartigt de belangen van facilitaire bedrijven die audiovisuele middelen en diensten leveren - met name aan omroepen en producenten. AFN vertegenwoordigt met 20 leden ongeveer 90% van de facilitaire bedrijven, die gezamenlijk zo’n € 400 miljoen omzet hebben. Bij leden samen werken ruim 3.000 mensen, waaronder een groot aantal freelancers.

De verenigingen behartigen de belangen van hun achterban in gesprekken met de politiek, de publieke en commerciële omroepen, met internationaal opererende streamingdiensten, de bioscopen, theaters en andere vertoningsplekken en de diverse fondsen. Zij spannen zich in om financiering en regelgeving te laten aansluiten bij de praktijk van producenten en facilitaire bedrijven. Daarbij zijn ondernemerschap en continuïteit sleutelbegrippen.

De podiumkunsten- en audiovisuele sector zijn projectmatig georganiseerde en gefinancierd
De podiumkunsten- en audiovisuele sector zijn projectmatig georganiseerde en gefinancierde sectoren. De facilitaire- en productiebedrijven realiseren een verscheidenheid aan producties. Van theater- en muziekvoorstellingen, musicals, cabaret, muziekoptredens, speelfilms, documentaires, dramaseries, grote studioprogramma’s, realityprogramma’s tot animatie, games en immersieve mediaproducties.

De productiemaatschappij (ook wel: producent) draagt bij al deze producties zorg voor de organisatie en financiering. Uit hoofde van deze verantwoordelijkheid treedt de productiemaatschappij op als de contracterende partij voor betrokken professionals: de producent is werkgever én opdrachtgever. Qua omvang variëren deze productiemaatschappijen van kleine tot grote bedrijven. Een productiemaatschappij heeft doorgaans meerdere producties tegelijkertijd in productie.


Projectmatige organisatie
Het werk heeft steevast een projectmatig karakter. Daarnaast is de hoeveelheid werk vaak seizoensgebonden en mede afhankelijk van evenementen (EK, Olympische Spelen, Koningsdag) en actualiteiten.

Als er al sprake is van een team van vaste medewerkers, dan zijn deze medewerkers veelal werkzaam in ondersteunende kantoor- en overheadfuncties. Bij de wat grotere productiemaatschappijen kan dit ook werknemers betreffen die overkoepelende productiewerkzaamheden uitvoeren voor diverse producties.

Het overgrote deel van de werkenden die betrokken zijn bij producties wordt echter op projectbasis aangetrokken. Afhankelijk van het specifieke project wordt een team van creatieve professionals – specialisten binnen hun vakgebied – gecontracteerd om de productie te realiseren. Veelal gebeurt dat middels een overeenkomst van opdracht (op zzp-basis). Dit betekent een tijdelijke projectmatige groei van soms twee naar wel meer dan 300 personen. Deze werkenden worden soms gedurende het gehele productieproces aangetrokken en soms voor slechts één van de productiefasen. Een acteur wordt bijvoorbeeld voor de productiefase aangetrokken, een editor voor de post- productiefase. De duur van de werkzaamheden is soms zelfs beperkt tot één dag, zoals in het geval van een bijrolacteur of figurant bij een filmproductie.

Doorslaggevend is de specifieke, creatieve expertise en praktijkervaring van een professional binnen een bepaald genre. De zelfstandige (hierna ook: zzp-er of opdrachtnemer) heeft doorgaans creatieve voorkeuren voor bepaalde projecten of samenwerking met andere ’creatieven’, en weegt dit mee in de samenstelling van zijn/haar portfolio.
Dit geldt natuurlijk ook voor de producent bij het aantrekken van de juiste crew. Een regisseur van een spelshow heeft in beginsel niet de kennis en ervaring om een dramaserie of film te realiseren, een redacteur van een spelshow is niet per se inzetbaar voor een reality-programma.

Projectmatige financiering
Audiovisuele producties worden altijd gemaakt op basis van projectmatige financiering, met geoormerkt geld dat aantoonbaar moet worden besteed aan de productie. Bij de financiering van speelfilms, documentaires en soms ook series, zijn doorgaans verschillende partijen betrokken, zoals publieke en commerciële omroepen, streamingdiensten, en de verschillende fondsen die in Nederland bestaan. Daarbij is voor de productiemaatschappij een afgemeten ‘production fee’ en een beperkte vergoeding voor overheadkosten toegelaten. Eventueel niet uitgegeven geld of verkregen voordelen moeten bijna altijd worden terugbetaald. De productiemaatschappij kan daardoor nauwelijks eigen vermogen opbouwen, heeft geen reserves en wordt zeer beperkt in mogelijkheden om te ondernemen en geld/leningen aan te trekken. Eenmaal vastgestelde budgetten worden niet tussentijds verhoogd. Toegekende budgetten kennen nauwelijks rek of financiële speelruimte.

Ook in de ‘vrije’ – niet gesubsidieerde – theatersector is sprake van projectmatige financiering: producenten verzorgen zelf de voorfinanciering van hun producties, waarna dit moet worden terugverdiend uit kaartverkoop door de podia.

Theater-, film- of tv-productie is een resultaat van noodzakelijke samenwerking
Bij de projectmatige inschakeling van zzp-ers bij producties in de podiumkunsten- en audiovisuele sector ligt steeds een onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie op de loer. Dit heeft te maken met de grote mate van coördinatie die noodzakelijk is bij de totstandkoming van deze producties.

Anders dan in veel andere sectoren, is een strak gecoördineerde samenwerking van alle betrokken individuen noodzakelijk voor het creëren van een kwalitatief hoogwaardig eindproduct. Voor iedere zelfstandige die betrokken is bij een productie geldt dat de werkzaamheden alleen in samenwerking met anderen kunnen worden uitgevoerd.

* Neem een ‘boomer’, de zelfstandige die het geluid van een productie vastlegt. Een deel van de werkzaamheden die samenhangen met de opdracht kan door de boomer zelf worden ingedeeld. Echter, het deel van de werkzaamheden dat tijdens de opnames moet plaatsvinden, moet tegelijkertijd worden uitgevoerd met alle andere betrokkenen (regisseur, acteurs, cameramensen etc.).

* Hoewel acteurs hun creatieve inbreng op een rol grotendeels zelfstandig en in eigen tijd voorbereiden en uitvoeren, geldt uiteraard dat de uiteindelijke opnames of uitvoering alleen op een gezet tijdstip en locatie kunnen plaatsvinden.

De rol van de producent is, naast inhoudelijk en creatief, hierbij coördinerend en faciliterend, zodat de betrokken professionals op een bepaalde locatie en tijdstip kunnen samenwerken aan het eindproduct. Zonder deze coördinatie kan geen uitvoering worden gegeven aan de opdracht.

De instructies die door of namens de producent worden gegeven om op een bepaald moment, locatie en samenstelling samen te werken zijn inherent aan het eindproduct. Deze mogen niet worden verward met werkinhoudelijke aansturing. De inbreng van het individu aan dit geheel staat hier immers los van.

Indien de criteria uit het Deliveroo-arrest in combinatie met de vragenlijst van de Belastingdienst voor de beoordeling van de arbeidsrelaties worden toegepast zonder de specifieke factoren van de audiovisuele sector en de podiumkunsten in acht te nemen, dan zou dit kunnen leiden tot onjuiste kwalificaties van deze arbeidsrelaties.

Per 1 januari 2025 zal de Belastingdienst handhaven op de Wet DBA. Gezien het bovenstaande is het volgende van groot belang voor de podiumkunsten- en audiovisuele sector:
• De coördinatie die plaatsvindt door de producent om een productie te kunnen realiseren mag niet worden verward met werkinhoudelijke aansturing (gezagsverhouding);
• Kwalificatie van de voor een audiovisuele productie of theaterproductie werkende professionals als specialisten;
• Het ondernemerschap van de zelfstandigen die in deze sectoren werkzaam zijn, is groot. De zelfstandigen kiezen hun opdrachten uit op basis van creatieve voorkeuren voor bepaalde projecten of op basis van samenwerking met andere ’creatieven’. Dit zou moeten worden gekwalificeerd als een belangrijk criterium voor de beoordeling van de arbeidsrelatie.

Daarnaast willen wij nog benadrukken dat als in de toekomst de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat op basis van de feitelijke omstandigheden de werkrelatie toch moet worden gekwalificeerd als een arbeidsrelatie, het arbeidsrecht voor deze projectmatig gefinancierde en georganiseerde sectoren de benodigde flexibiliteit mist.

De projectmatige werkzaamheden, met hieraan gekoppelde vooraf begrote werkzaamheden, brengen mee dat er binnen dit projectmatige bestel geen zekerheid op werk is nadat een project is afgerond. Niet voor de productiemaatschappij en het facilitaire bedrijf, noch voor de werkende.


Een onbeperkte toepassing van het (voorgenomen) arbeidsrecht op de projectmatig gefinancierde sector, is onwerkbaar. Zeker als het ontwerpwetsvoorstel “Verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten” van kracht wordt. Het ontslagrecht, de lange doorbetaling bij ziekte en de voorgenomen aanpassing aan de ketenregeling en oproepcontracten maken dat het arbeidsrecht in Nederland onvoldoende flexibel is voor de projectmatig gefinancierde sectoren. Dat kan catastrofaal uitpakken:
• Het aanpassen van de ketenregeling van zes maanden naar zestig maanden leidt ertoe dat al na een samenwerking aan drie producties (of draaiperiodes) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangegaan.
• Voor projectmatig georganiseerde en gefinancierde ondernemingen is doorbetaling van ziekte voor de duur van 104 weken niet financierbaar.
• De meeste werkenden die creatieve bijdragen leveren aan producties willen geen arbeidsovereenkomst; zij willen “de baas blijven” over hun eigen creatieve rol en inbreng.

Ten slotte
NCP, NAPA, VVTP en AFN verzoeken u om rekening te houden met de hierboven geschetste situatie in onze sectoren bij de komende discussies over het arbeidsmarktbeleid. Wij dringen aan op een nader overleg tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de effecten van het afschaffen van het handhavingsmoratorium op de podiumkunsten- en audiovisuele sector te bespreken. Daarbij dienen ook de beperkingen van de ontwerpwetsvoorstellen ‘Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ en ‘Wet verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten’ betrokken te worden om te voorkomen dat onze sectoren niet in grote (financiële) problemen komen en de resultaten van de Ketentafel niet worden tegengewerkt.

Met klem dringen we aan op het opstellen van specifieke toetsingscriteria voor de handhaving van de projectmatig georganiseerde en gefinancierde audiovisuele sector en de podiumkunsten, ten aanzien van:
(i) de aard van de werkzaamheden en het eindproduct
(ii) de noodzaak van planning en coördinatie en
(iii) de rol van creativiteit in het vervullen van de opdracht. Bij gebreke hiervan
staat de continuïteit en bedrijfszekerheid in onze sectoren op de tocht.

Hoogachtend,

Jaap Visser, NCP
Anna Pedroli, NAPA
Dian Hoelscher, VVTP
George Freriks, AFN


Lid worden?

AFN